opslokte
- op·slok·te
vervoeging van |
---|
opslokken |
opslokte
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opslokken
- ... dat ik opslokte.
- ... dat jij opslokte.
- ... dat hij, zij, het opslokte.
- ... dat ik opslokte.
- Het woord opslokte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.