Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·sloe·gen

Werkwoord

vervoeging van
opslaan

opsloegen

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opslaan
    • ...dat wij opsloegen. 
    • ...dat jullie opsloegen. 
    • ...dat zij opsloegen.