opriep

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  opriep    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• op·riep

Werkwoord

vervoeging van
oproepen

opriep

1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van oproepen
   

   • ... dat ik opriep. 
     
   • ... dat jij opriep. 
     
   • ... dat hij, zij, het opriep. 

Gangbaarheid

• Het woord opriep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.