Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·pijp·te

Werkwoord

vervoeging van
oppijpen

oppijpte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van oppijpen
    • ... dat ik oppijpte. 
    • ... dat jij oppijpte. 
    • ... dat hij, zij, het oppijpte.