Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·pers

Zelfstandig naamwoord

de oppersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord opper

Werkwoord

vervoeging van
oppersen

oppers

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oppersen
    • ... dat ik oppers.