oplegt
- op·legt
vervoeging van |
---|
opleggen |
oplegt
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opleggen
- ... dat jij oplegt.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opleggen
- ... dat hij oplegt.
- Het woord oplegt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.