opkleed
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·kleed
Werkwoord
vervoeging van |
---|
opkleden |
opkleed
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opkleden
- ... dat ik opkleed.
Gangbaarheid
- Het woord opkleed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.