opinar
- o·pi·nar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opinar |
opinaba |
opinado |
volledig |
opinar
- onovergankelijk menen, vinden, van oordeel zijn
- zijn mening uiten, zijn mening geven
- opinar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española