Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • open·bloeit

Werkwoord

vervoeging van
openbloeien

openbloeit

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van openbloeien
    • ... dat jij openbloeit. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van openbloeien
    • ... dat hij openbloeit. 

Gangbaarheid