Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·eet

Werkwoord

vervoeging van
opeten

opeet

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opeten
    • ... dat ik opeet. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opeten
    • ... dat jij opeet. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opeten
    • ... dat hij opeet.