Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·deelt

Werkwoord

vervoeging van
opdelen

opdeelt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opdelen
    • ... dat jij opdeelt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opdelen
    • ... dat hij opdeelt.