ontzonk
- ont·zonk
vervoeging van |
---|
ontzinken |
ontzonk
- enkelvoud verleden tijd van ontzinken
- Ik ontzonk.
- Jij ontzonk.
- Hij, zij, het ontzonk.
- Ik ontzonk.
- Het woord ontzonk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
ontzinken |
ontzonk