ontwind
- ont·wind
vervoeging van |
---|
ontwinden |
ontwind
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontwinden
- Ik ontwind.
- gebiedende wijs van ontwinden
- Ontwind!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontwinden
- Ontwind je?
- Het woord 'ontwind' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.