Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·vleest

Werkwoord

vervoeging van
ontvlezen

ontvleest

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontvlezen
    • Jij ontvleest. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontvlezen
    • Hij ontvleest. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontvlezen
    • Ontvleest! 

Gangbaarheid