• ont·vlees·de
vervoeging van
ontvlezen

ontvleesde

  1. enkelvoud verleden tijd van ontvlezen
    • Ik ontvleesde. 
    • Jij ontvleesde. 
    • Hij, zij, het ontvleesde. 
  1. verbogen vorm van ontvleesd, voltooid deelwoord van ontvlezen

ontvleesde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van ontvleesd