Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·stelt

Werkwoord

vervoeging van
ontstellen

ontstelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontstellen
    • Jij ontstelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontstellen
    • Hij ontstelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontstellen
    • Ontstelt!