ontmoette
- ont·moet·te
vervoeging van |
---|
ontmoeten |
ontmoette
- enkelvoud verleden tijd van ontmoeten
- Ik ontmoette.
- Jij ontmoette.
- Hij, zij, het ontmoette.
- Ik ontmoette.
- ▸ Zo ontmoette ik een stel uit Taiwan dat compleet in het zilver was gekleed tegen de felle zon.[1]
- Het woord ontmoette staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers