• ont·mijn·de
vervoeging van
ontmijnen

ontmijnde

  1. enkelvoud verleden tijd van ontmijnen
    • Ik ontmijnde. 
    • Jij ontmijnde. 
    • Hij, zij, het ontmijnde. 
  2. verbogen vorm van ontmijnd, voltooid deelwoord van ontmijnen