Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·luis·ter·de

Werkwoord

vervoeging van
ontluisteren

ontluisterde

  1. enkelvoud verleden tijd van ontluisteren
    • Ik ontluisterde. 
    • Jij ontluisterde. 
    • Hij, zij, het ontluisterde. 
  2. verbogen vorm van ontluisterd, voltooid deelwoord van ontluisteren