• ont·loopt
vervoeging van
ontlopen

ontloopt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontlopen
    • Jij ontloopt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontlopen
    • Hij ontloopt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontlopen
    • Ontloopt!