• ont·kiem·de
vervoeging van
ontkiemen

ontkiemde

  1. enkelvoud verleden tijd van ontkiemen
    • Ik ontkiemde. 
    • Jij ontkiemde. 
    • Hij, zij, het ontkiemde. 
  2. verbogen vorm van ontkiemd, voltooid deelwoord van ontkiemen