Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·kalk

Werkwoord

vervoeging van
ontkalken

ontkalk

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontkalken
    • Ik ontkalk. 
  2. gebiedende wijs van ontkalken
    • Ontkalk! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontkalken
    • Ontkalk je?