• ont·hul·de
vervoeging van
onthullen

onthulde

  1. enkelvoud verleden tijd van onthullen
    • Ik onthulde. 
    • Jij onthulde. 
    • Hij, zij, het onthulde. 
  2. verbogen vorm van onthuld, voltooid deelwoord van onthullen