Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·geldt

Werkwoord

vervoeging van
ontgelden

ontgeldt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontgelden
    • Jij ontgeldt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontgelden
    • Hij ontgeldt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontgelden
    • Ontgeldt!