Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·geld

Werkwoord

vervoeging van
ontgelden

ontgeld

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontgelden
    • Ik ontgeld. 
  2. gebiedende wijs van ontgelden
    • Ontgeld! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontgelden
    • Ontgeld je?