• on·der·vangt
vervoeging van
ondervangen

ondervangt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ondervangen
    • Jij ondervangt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ondervangen
    • Hij ondervangt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ondervangen
    • Ondervangt!