onderuitgaat
- on·der·uit·gaat
vervoeging van |
---|
onderuitgaan |
onderuitgaat
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderuitgaan
- ... dat jij onderuitgaat.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderuitgaan
- ... dat hij onderuitgaat.