Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·der·steekt

Werkwoord

vervoeging van
ondersteken

ondersteekt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ondersteken
    • ... dat jij ondersteekt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ondersteken
    • ... dat hij ondersteekt.