Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·der·sneeuw·de

Werkwoord

vervoeging van
ondersneeuwen

ondersneeuwde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van ondersneeuwen
    • ... dat ik ondersneeuwde. 
    • ... dat jij ondersneeuwde. 
    • ... dat hij, zij, het ondersneeuwde.