• on·der·scheidt
vervoeging van
onderscheiden

onderscheidt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderscheiden
    • Jij onderscheidt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderscheiden
    • Hij onderscheidt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van onderscheiden
    • Onderscheidt!