onderhandelde uit
- on·der·han·del·de uit
vervoeging van |
---|
uitonderhandelen |
onderhandelde uit
- enkelvoud verleden tijd van uitonderhandelen
- Ik onderhandelde uit.
- Jij onderhandelde uit.
- Hij, zij, het onderhandelde uit.
- Ik onderhandelde uit.
vervoeging van |
---|
uitonderhandelen |
onderhandelde uit