Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·zaag·de

Werkwoord

vervoeging van
omzagen

omzaagde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van omzagen
    • ... dat ik omzaagde. 
    • ... dat jij omzaagde. 
    • ... dat hij, zij, het omzaagde.