Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·straal·de

Werkwoord

vervoeging van
omstralen

omstraalde

  1. enkelvoud verleden tijd van omstralen
    • Ik omstraalde. 
    • Jij omstraalde. 
    • Hij, zij, het omstraalde. 
  2. verbogen vorm van omstraald, voltooid deelwoord van omstralen