omrekende
- om·re·ken·de
vervoeging van |
---|
omrekenen |
omrekende
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van omrekenen
- ... dat ik omrekende.
- ... dat jij omrekende.
- ... dat hij, zij, het omrekende.
- ... dat ik omrekende.
- Het woord omrekende staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.