Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·ras·ter·de

Werkwoord

vervoeging van
omrasteren

omrasterde

  1. enkelvoud verleden tijd van omrasteren
    • Ik omrasterde. 
    • Jij omrasterde. 
    • Hij, zij, het omrasterde. 
  2. verbogen vorm van omrasterd, voltooid deelwoord van omrasteren