• om·kroop
vervoeging van
omkruipen

omkroop

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van omkruipen
    • ... dat ik omkroop. 
    • ... dat jij omkroop. 
    • ... dat hij, zij, het omkroop. 
vervoeging van
omkruipen

omkroop

  1. enkelvoud verleden tijd van omkruipen
    • Ik omkroop. 
    • Jij omkroop. 
    • Hij, zij, het omkroop.