Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·hoog·gooi·de

Werkwoord

vervoeging van
omhooggooien

omhooggooide

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van omhooggooien
    • ... dat ik omhooggooide. 
    • ... dat jij omhooggooide. 
    • ... dat hij, zij, het omhooggooide. 

Gangbaarheid