Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·hing

Werkwoord

vervoeging van
omhangen

omhing

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van omhangen
    • ... dat ik omhing. 
    • ... dat jij omhing. 
    • ... dat hij, zij, het omhing. 
vervoeging van
omhangen

omhing

  1. enkelvoud verleden tijd van omhangen
    • Ik omhing. 
    • Jij omhing. 
    • Hij, zij, het omhing.