• om·hangt
vervoeging van
omhangen

omhangt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omhangen
    • ... dat jij omhangt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omhangen
    • ... dat hij omhangt. 
vervoeging van
omhangen

omhangt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omhangen
    • Jij omhangt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omhangen
    • Hij omhangt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van omhangen
    • Omhangt!