Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·haal·den

Werkwoord

vervoeging van
omhalen

omhaalden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van omhalen
    • ...dat wij omhaalden. 
    • ...dat jullie omhaalden. 
    • ...dat zij omhaalden.