• om·boordt
vervoeging van
omboorden

omboordt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omboorden
    • ... dat jij omboordt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omboorden
    • ... dat hij omboordt. 
vervoeging van
omboorden

omboordt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omboorden
    • Jij omboordt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omboorden
    • Hij omboordt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van omboorden
    • Omboordt!