omboordden
- Geluid: omboordden (hulp, bestand)
- om·boord·den
vervoeging van |
---|
omboorden |
omboordden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van omboorden
- ...dat wij omboordden.
- ...dat jullie omboordden.
- ...dat zij omboordden.
- ...dat wij omboordden.
vervoeging van |
---|
omboorden |
omboordden
- meervoud verleden tijd van omboorden
- Wij omboordden.
- Jullie omboordden.
- Zij omboordden.
- Wij omboordden.
- Het woord omboordden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.