• nya
Naar frequentie 323

nya

  1. bepaald enkelvoud van ny
  • nye (inzetbaar alleen bij een mannelijke person of een mannelijk dier in plaats van nya)

nya

  1. meervoud van ny
    «Två nya butikslokaler har invigts i Borlänge centrum.»
    Twee nieuwe winkelruimte werden geopend in het centrum van Borlänge.