nummerde
- num·mer·de
vervoeging van |
---|
nummeren |
nummerde
- enkelvoud verleden tijd van nummeren
- Ik nummerde.
- Jij nummerde.
- Hij, zij, het nummerde.
- Ik nummerde.
- Het woord nummerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.