• no·ta·re

notare overgankelijk

  1. merken, opmerken, bemerken
  2. noteren


vervoeging van
notar

notare

  1. eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van notar (modo subjuntivo/aanvoegende wijs)
  2. derde persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van notar (modo subjuntivo/aanvoegende wijs)