Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • noeg

Werkwoord

vervoeging van
noegen

noeg

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van noegen
    • Ik noeg. 
  2. gebiedende wijs van noegen
    • Noeg! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van noegen
    • Noeg je?