• ni·el·leert
vervoeging van
niëlleren

niëlleert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van niëlleren
    • Jij niëlleert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van niëlleren
    • Hij niëlleert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van niëlleren
    • Niëlleert!