• ni·el·leer
vervoeging van
niëlleren

niëlleer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van niëlleren
    • Ik niëlleer. 
  2. gebiedende wijs van niëlleren
    • Niëlleer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van niëlleren
    • Niëlleer je?