• net·ter

netter

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van net
98 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


netter

  1. vergrotende trap van nett


  • net·ter
Naar frequentie 5962

netter, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van natt


  • net·ter

netter, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van natt