neerstreek
- Geluid: neerstreek (hulp, bestand)
- neer·streek
vervoeging van |
---|
neerstrijken |
neerstreek
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van neerstrijken
- ... dat ik neerstreek.
- ... dat jij neerstreek.
- ... dat hij, zij, het neerstreek.
- ... dat ik neerstreek.
- Het woord neerstreek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.